Een ambassade van domineesland: Gereformeerd Antwerpen in de jaren ‘60

**Op 5 januari 2022 overleed ds Herbert Rooze op 78-jarige leeftijd in Hoogeveen. Ruim een jaar eerder spraken wij uitvoerig met hem over zijn relatie met ds Kees Verhoog.**

Het volgende stuk legt verslag van een gesprek met ds Herbert Rooze op 1 december 2020. Herbert Rooze liep in 1970 stage bij ds C.A. Verhoog in Antwerpen, en werd daarna predikant in het Zuid-Hollandse Valkenburg. Ds Verhoog ging daar bij zijn intrede voor. In de jaren ’80 kwamen hun wegen opnieuw bijeen in Friesland; ds Verhoog in Franeker, ds Rooze in Garijp.

Het Koninkrijk België is het enige land – men schrijve 1969 –  waar geen vrijstelling bestaat voor theologen in militaire dienst. De rang van hulppredikant of aalmoezenier is een schrale troost voor de Belgische godsgeleerden die al dan niet onwillig onder de wapenen werden geroepen, vaak naar “de tiende provincie van België”: de streek tussen Aken en Kassel in West-Duitsland. Wat eerst als een Belgische bezettingsmacht gold, heet nu waakzame bijstaand aan de Bondsrepubliek tegen hun Volksdemocratische oosterburen. Zo gebeurt het ook aan Herbert Rooze, die in 1969 met zijn kandidaatsexamen een einde breidt aan een vrolijke studentenleven aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ook hij moet dan in dienst.

Achteraf beschouwt hij het als een verloren jaar: hij gaf Bijbel-les aan één of twee kinderen, en kon hier en daar preken. Met de dienstplicht die zonder bijzonderheden bijna ten einde komt, moet hij vooruit kijken. Volgens het toenmalige stagesysteem lopen predikanten in spe ongeveer een half jaar mee onder de auspiciën van een meer ervaren dominee, voor ze in een eigen gemeente de vleugels uit kunnen staan. Vanuit Duitsland schrijft hij daarom een brief aan de Gereformeerde dominee van Antwerpen.

Ds Herbert Rooze kent Antwerpen, waar hij tot zijn 12e naar de kerk ging, goed. De dominee die daar sinds 1968 voorgaat, preekt ook wel eens in Boechout, waar Herbert Rooze zijn ouderlijk huis vindt. Onder het gehoor van die dominee meent Rooze in hem iemand te herkennen van dezelfde theologische snit als waar hij zich in Amsterdam toe aangetrokken voelde. Zo stuurt hij vanuit de Belgische Strijdkrachten in Duitsland een brief met de vraag of hij in Antwerpen zijn stage kan lopen. Het antwoord dat bijna per kerende post terugkwam, “bevatte bijna letterlijk de woorden hiep hiep hoera”,  zo herinnert Rooze zich.

Boechout en Antwerpen zijn vreemde eenden in de Vlaamse bijt [[1]]. Door beide plaatsen lopen twee breuklijnen waartoe de inwoners zich verschillend verhouden. Op de voorgrond staat godsdienst: Antwerpen en Boechout kennen kleine gereformeerde gemeenten in een overweldigend katholiek België. Beide kanten van deze religieuze scheidslijn matigen zich een meerwaardigheid aan voor de schapen die van de ene ware kudde zijn afgedwaald. Echte vijandschap herinnert Rooze zich niet; de tegenstelling was niet politiek geladen. Bij de protestantse inwoners van Boechout wordt een superioriteitsgevoel nog versterkt door het feit dat het Katholicisme in België ook in de jaren vijftig al steeds meer een cultureel verschijnsel aan het worden is. De geloofsbeleving in het kleine Boechout is in ieder geval veel sterker. Rooze noemt het een missiepost. Bekend is ook het boek “Het wonder van Boechout”, een portretschets en lofzang op deze gereformeerde exclave [[2]].

Antwerpen, zo herinnert Rooze zich, is in geloofsmoed wat gematigder. De stad was groter, de samenstelling meer verscheiden. Hoewel men ook daar met ziel en zaligheid het gereformeerde geloof belijdt, is men zich meer bewust van de kleine schaal. “Men zei in die tijd dat één pro cent van België gereformeerd was, maar zelfs dat lijkt me overdreven”, aldus Rooze. Wanneer hij tijdens zijn stage welgeteld één catechisant in zijn klas heeft, baart dat Rooze geen opzien. De gehele gereformeerde gemeente telt zo’n driehonderd zielen.

Kon Boechout in 1963 een fonkelnieuw kerkgebouw in gebruik nemen – weliswaar gelegen aan het toch Rooms aandoende Onze-Lieve-Vrouweplein – in Antwerpen volstond de kerk aan de Sanderruststraat (no. 77). Toen Herbert Rooze later een foto van de kerk liet zien aan zijn zoon, die ook dominee werd, was die verrast: het leek hem meer een rijtjeshuis. Hoe bescheiden de gereformeerde kerk in Antwerpen ook mocht zijn, het protestantisme had in Antwerpen meerdere voeten aan de grond: aan de Lange Winkelstraat de Hervormde Kerk, en de Geformeerde Zendingskerk aan de Bexstraat.

Door deze eerste, religieuze breuklijn die de gereformeerde Belgen van hun Roomse landgenoten scheidt, loopt nog een tweede. De Belgische protestanten in Boechout en Antwerpen gaan niet alleen prat op hun protestantisme, maar ook op hun Belg-zijn. Beschuldigingen dat de gereformeerde kerk maar een Nederlands importproduct is, zijn niet van de lucht. (Nog kwalijker is het beeld van  een uit de tijd geraakt restant van de ongezond nauwe banden die België er tot 1831 met Nederland  op na hield.) Wederom herinnert Herbert Rooze deze Belgische geldingsdrang in Boechout sterker dan in handelsstad Antwerpen, waar uitheemse zeemanskerken en van elders meegebrachte geloofsgemeenschappen uiteraard minder opzien baarden.

Uit de lucht gegrepen is het beeld van een Nederlandse ambassades in België inderdaad niet helemaal. Wanneer Herbert Rooze in 1960 besluit theologie te willen studeren, krijgt hij van zijn ouders de keuze dat in Kampen te doen (aan de toenmalige Theologische Hogeschool), of aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De theologische Faculteit te Brussel  was door de gereformeerden gewogen en dogmatisch te licht bevonden: Rooze gaat naar Amsterdam. Daarmee is hij de eerste van een cohort predikanten voor de Belgische gemeentes die ook daadwerkelijk uit België komen. Voordien kwam het overgrote deel van de voorgangers uit Nederland.  Het is kenmerkend voor de veranderende tijdgeest dat neef Egbert Rooze een paar jaar later wel in Brussel terecht kan voor zijn opleiding tot predikant [[3]]. Achterneef Frank Rooze studeerde evenwel in het meer vertrouwde Kampen [[4]].

Het is meer dan de vrolijke studententijd aan de Vrije Universiteit die Herbert Rooze – dan nog zonder het te weten – met Kees Verhoog deelt. Rooze’s lidmaatschap bij het studentencorps van de VU levert overigens stof tot plagerij aan het adres van Kees Verhoog, die zijn natje en droogje vond bij de federatie van vrije disputen. Ook theologisch leven hun interesses aan de VU op in dezelfde richting, te weten naar het driemanschap Barth-Breukelman-Miskotte.

Teken des tijds is hier in Amsterdam de dogmaticus G.C. Berkouwer. Waar Berkhouwer in zijn vroege periode criticaster was van de Barthiaanse neo-Orthodoxie, hoort Rooze hem in colleges regelmatig en met goedkeuring Barth citeren. Het dogmatisch curriculum aan het kroonjuweel op de Gereformeerde zuil draait langzaam bij. Later zal Berkouwer zijn interesse (zelfs) verschuiven naar de Rooms-Katholieke theologie. Maar in de studententijd van Rooze blijft Barth toch wat afwijkend. Rooze leest meer buiten het curriculum om dan daarbinnen. Nadat hij Frans Breukelman een lezing heeft horen geven aan de theologische faculteitsvereniging van de VU loopt hij eens per maand college bij hem aan de toenmalige Gemeente Universiteit, die nu de Universiteit van Amsterdam heet

Ook bewondering voor Breukelman is iets wat Herbert Rooze – wederom dan nog zonder daar weet van te hebben – deelt met Kees Verhoog. Pas als stagiair in Antwerpen leert hij dat Breukelman zwager is van Kees. De nauwkeurige aandacht voor de structuur van de tekst, de woorden van het evangelie waartoe Breukelman zo aanzet vormen voor hen beiden een grote bron van inspiratie.

Het aardse Amsterdam loopt ondertussen op ontwikkelingen vooruit die later in de rest van Nederland zullen volgen. Die ontwikkelingen bereiken ook Antwerpen en nog later het altijd wat conservatievere Boechout. Het zijn de ontwikkelingen die, zo herinnert Rooze zich, vanaf 1965 hun beloop beginnen te krijgen, en dan zo doorslaggevend worden dat ze model zullen staan voor de hele jaren ’60: ontzuiling, secularisering, verdwijning van hiërarchische structuren en een nieuwe invulling van wat men verstaat onder het begrip vrijheid. In Amsterdam maakt Herbert Rooze dat aan den lijve mee: Provo’s organiseren happenings, hippies en kabouters doen zich in het straatbeeld gelden. Als Amsterdam niet al eerder ontkerkelijkt was, zouden mensen nu stoppen met naar de kerk gaan.

Zoals gezegd bereiken die ontwikkelingen ook Antwerpen. Op theologisch vlak is in het katholieke België al sinds 1962 een omwenteling bezig in de vorm van het eenentwintigste oecumenische concilie: Vaticanum II. De culturele omslag is zeer merkbaar: dominees worden opeens uitgenodigd om praatjes te houden voor Katholieke studiegezelschappen. Katholieke priesters wie de ontwikkelingen niet snel genoeg kunnen gaan, stappen over naar de Gereformeerde kerk. De geest van oecumene laait op: “het is toch eigenlijk een schande dat de kerk zo verdeeld is”, zo denken velen. Het concilie, dat in 1965 besluit, zorgt dat de religieuze breuklijn tussen Katholiek en Protestants Vlaanderen begint dicht te trekken.

De toenadering tussen de Katholieken en Protestanten loopt gelijk met een meer innig samenspel van Gereformeerden en overige Protestantste gezindten.  1961 ziet het begin van de Samen-op-weg beweging in Nederland, die ook België niet onberoerd liet. In Antwerpen bestond al wel zogenaamde kanselruil tussen de Zendingskerk aan de Bexstraat (13), waar ds Bernard Carp voorging. De Zendingskerk was eveneens Gereformeerd, al was het van een zwaarder kaliber dan de Sanderusstraat, zo schatte Rooze in. Ook met de Hervormde Kerk aan de Lange Winkelstraat kwam in de zestiger jaren echter steeds nauwer contact. Dominee aldaar was ds Johanna (Ans) Vogel. Rooze herinnert zich verjaardagen van Kees Verhoog, waarvoor zij wel uitnodigingen kreeg. Hoewel zij Kees Verhoog plaagde over de juistheid van de Doleantie was het teken aan de wand van zowel de goedmoedige persoonlijke verhoudingen als de verinniging van het Samen-op-weg project.

Het is in deze tijden dat Kees Verhoog, zonder daar echt boos over te worden, ook moet opmerken dat “familie die-of-die liever zondags in hun zomerhuisje zit, dan in de kerk”. Kerkbezoek neemt af: ook de gereformeerde zuil in België begint breuklijnen te vertonen. Naargelang hun standplaats bewegen Herbert Rooze en Kees Verhoog zich door deze ontwikkelingen heen. Werden in Antwerpen al “gemengde huwelijken” tussen Protestanten en Katholieken ingezegend, in latere standplaatsen bleek dat in eerste instantie nog een brug te ver. Weer later, in Friesland, veranderde ook dat. De Friese gereformeerden w aren niet zo zeer conservatief, zo herinnert Rooze zich, maar wilden voor veranderingen wel goede argumenten hebben. Ontbraken die, dan bleven de dingen zoals ze waren.

Een ander teken des tijds is de zwarte toga waarin Kees Verhoog op de kansel staat. Soms heeft hij daar moeite mee: “Ik mag er dan uitzien als een zwarte kraai, maar…”, zo zegt hij dan. Het is niet zo gereformeerd zich opvallend te onderscheiden van de mensen in de gemeente: vanouds gaat men daarom niet voor in toga, maar herinnert Rooze zich de dominees uit zijn jeugd in pandjesjassen en jacqueten – zondagse kleding. Na de Tweede Wereldoorlog maakt de toga kort furore onder de gereformeerde predikanten, maar in de jaren zestig slaat ook dat weer om. Rooze zelf droeg categorisch geen toga, maar een pak: “niet zwart, maar wel stemmig”. Pas als hij in Valkenburg een gemengd huwelijk inzegent in samenwerking met de plaatselijke pastoor wordt hij geacht in zwarte toga met bef te verschijnen. Van een latere ontwikkeling, de witte of lichtgekleurde toga’s met stola’s in de kleur van het liturgische tijd, is evenwel ook nog geen sprake.

Langs en door al het wereldgewoel heen slaat nog steeds het ritme van de gereformeerde zondag. Het goede van het Heilig Avondmaal komt nog steeds in drie: voorbereiding, viering, nabetrachting. Gereformeerd is dat de volwassenen (de kinderen nog niet) zonder wat wel bevindelijke scrupules worden genoemd aan het avondmaal gaan. Zondagmorgen wordt er gepreekt – Kees Verhoog en Herbert Rooze gaan hier vaak op zoek naar de sleutelwoorden uit de Bijbelpassage van de dag op de methode zo typisch voor Breukelman. Zondagmiddag wederom preek, ditmaal uit de Heidelbergse Catechismus. Rooze is die voor zijn persoonlijke voorbereiding altijd blijven gebruiken. “Sommige dingen moet je wel uitleggen”, zegt hij, maar de Catechismus is van blijvende waarde voor het Protestantse geloof.

In 1971 wordt Rooze als dominee bevestigd in Valkenburg – hij is dan een jaar klaar met zijn stage. De dienst wordt verzorgd door Kees Verhoog. Tekst van de dag is I Koningen 19:19 -21: Elia draagt zijn profetenmantel over aan zijn opvolger Elisa. Zou dat symbool staan voor de band tussen Verhoog en Rooze? De inleidende woorden van de preek geven het antwoord: “Zonder veel vijven of zessen: de tekst (…) Niet als avondsluiters via een hele omweg naar de tekst, maar de koninklijke weg bewandeld: eerst de Schift, de Tekst, en dan komen wij ook wel aan bod.” Kees Verhoog vervolgt: “Want het zit wel goed met ons in de Schift. Want de Schrift is getuigenis van Hem aangaande ons” [[5]]. Die laatste uitspraak houdt Kees Verhoog als kenmerkend voor het geloof van Valkenburgs nieuwe predikant. De grondtoon is onmiskenbaar die van de Amsterdamse school waardoor beide dominees zich zo lieten voeden.

Het wordt 1972 als ook Kees Verhoog Antwerpen verruilt voor Franeker, in Friesland. Ook Rooze strijkt daar later neer, in Garijp, op een afstand van ongeveer 30 kilometer hemelsbreed. Als collega’s en bekenden houden ze contact. Wanneer ds Verhoog in 1984 vijfentwintig jaar “in het ambt” is, wordt dat jubileum niet alleen met feestelijkheden, maar ook met theologische reflectie gevierd.  Vier collega’s en vrienden verzorgen een referaat. Het zijn Jürgen Möller, Theo Korteweg en Johan Diermanse; Herbert Rooze nam het vierde op zich.

Onder de titel ‘Terug naar Domineesland’ verhaalde hij het gevoel van roeien tegen de stroming in dat hij met Kees Verhoog deelde. Nederland nam afscheid van ‘Domineesland’, een beeld van een ingedutte, gezapige en bekrompen levensbeschouwing die Menno ter Braak in zijn gelijknamige essay zo puntig schetste. Misschien, zo denkt Rooze, was de stroming van verwereldlijking toen wel sterker dan nu. Tegenwoordig gaat men stilzwijgend van secularisme uit, vroeger werd dat met een nog ongewone felheid verkondigd door schrijvers als Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Toch dominee worden droeg niet meer het aanzien en de zekerheid van een goede baan in zich mee, maar bracht het risico niet begrepen te worden, onnavolgbaar te zijn. In het predikantschap van Kees Verhoog herkende Rooze een bevlogenheid, een zuivere aandrang, om tóch dominee te worden, terug naar domineesland te gaan, tegen de tijdgeest in, maar iets diepers achterna. Na aarzelen noemt Rooze dat, net als Elisa in I Kronieken, misschien wel roeping.

[1] Hierover raadt Herbert Rooze een artikel uit het Historisch Tijdschrift van de Gereformeerde Kerk in Nederland aan door Tom-Eric Krijger: Een Hollandse stad op de Vlaamse berg.  Koppeling: https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/offset/1/zoekwoord/Dutch+city/id/tag:PKN,20120601:newsml_1cbfebc05be09267bbbc3a8fce1a9a3d

[2] Het boek van Klaas Sluijs (1911-1965) uit 1959 Koppeling: https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:DNK,20141201:newsml_1261667aff5b0ab67679e4f7f63d43a9

[3] Ds E.A. Rooze, geb. 1943 te Mortsel (België), gest. 2020 te Antwerpen

[4] Ds F.D. Rooze, geb. 1945 te Korbeek-Lo (België)

[5] De pree van 9 mei 1971 te Valkenburg. Koppeling: