Persoonlijke aantekeningen van Kees Verhoog uit de periode Antwerpen
Het volgende is een verslag van een gesprek met Denise Meunier (geb. 1932). In Oude Wetering raakte zij en haar man Jan van Dam (1930 – 2016) bevriend met ds Verhoog en zijn vrouw Annet. Beide echtparen woonden een tijd in Antwerpen, en bleven ook na het vertrek van ds Verhoog goede vrienden. Het gesprek met Denise Meunier is een ander gesprek dan met collega’s van ds Verhoog: het doorwrochte verhaal van ds Theo Korteweg, of de sprekende tijdsbeelden van ds Herbert Rooze. Hier spreekt niet een theoloog of vakgenoot, maar een vriend.
Tussen het Braassemermeer en de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder stroomt de Oude Wetering. De Kerkstraat naast de Wetering is een icoon van Protestants veelstromenland: de oude Hervormde Kerk op nummer 11 en de Remonstrantse kerk op nummer 41 stammen uit de 17e eeuw, op nummer 50 staat de Gereformeerde kerk uit 1909. Aan de andere zijde van de Wetering staat sinds 1865 de werf ‘Van Dam en Zonen’. Wanneer de werf toe is aan haar honderdjarig jubileum is dat reden voor een feest. Ook de dominee wordt uitgenodigd. De logica van Piet van Dam, eigenaar van de werf, is: “De dominee wordt altijd uitgenodigd als er iets aan de hand is, huwelijk, dood of doop: dus ook nu ook bij een feest”.
Aanwezig op het jubileumfeest is ook de Vlaamse Denise Meunier. Zij beschrijft hoe ds Verhoog in 1965 op de Werf verzeild raakte. Afkomstig uit het Belgische Boechout, bij Antwerpen, is ook haar aanwezigheid daar echter niet vanzelfsprekend. Ze vertelt dat ze in de havenstad aan de Schelde een zoon van de Scheepsbouwwerf leerde kennen, Jan geheten. Ze trouwen, en het zwaartepunt van het Belgisch-Nederlandse huwelijk komt te liggen in Antwerpen. Wel houden Jan en Denise goed contact met Oude Wetering: om de veertien dagen komen ze er op bezoek, om te eten bij hun (schoon)ouders.
Antwerpen, Brasschaat en Wilrijk
Zo kon het verkeren dat de dominee van Oude Wetering op termijn dominee in Antwerpen zou worden. Jan en Denise sluiten tijdens hun bezoeken aan Oude Wetering vriendschap met ds Kees Verhoog en zijn vrouw Annet. Wanneer Kees Verhoog zich na vijf jaar in Oude Wetering (1963 – 1967) oriënteert op een nieuwe gemeente,[1] valt zijn blik op aanraden van Jan dus ook over de landsgrens, op Antwerpen, vertelt Denise. In Antwerpen wonen de twee gezinnen bij elkaar, en verinnigt zich de vriendschap.
Eerst konden Kees en Annet terecht aan de Arthur Goemaerelei in de binnenstad,[2] later verhuizen ze naar Brasschaat. Het huis aan de Goemaerelei was groot, maar ontbeerde bijvoorbeeld een centrale verwarming. Ook misten de kinderen het vrijelijk rondlopen uit het dorpsleven van Oude Wetering. Brasschaat was toen, zo beschrijft Denise, toevluchtsoord voor wie de binnenstad van Antwerpen te benauwend werd. Vele gegoede Antwerpenaren streken neer in de bosrijke omgeving.
In de tuin aan het huis in Brasschaat komen Jan en Denise ‘s zaterdags regelmatig op visite, herinnert Denise zich.[3] De kinderen van beide gezinnen speelden met elkaar in de bossen, Kees en Jan drinken jenever in de tuin. Tijdens zo’n borrel op de zaterdagmiddag (“Twee is genoeg,” aldus Denise) moest Kees zich tijdens de avond dan terugtrekken of de visite wegsturen: “Jongens, ga weg, want ik moet mijn preek nog beginnen”. Het is tekenend voor de goedmoedige vertrouwelijkheid tussen de twee families. Het tekent ook de werkwijze en het karakter van Kees: soms is het droogvallen bij gebrek aan bevlieging, maar altijd was er zondag een preek tijdens de dienst.
Het tot wasdom laten komen van Bijbelteksten in de rijkheid van ieder woord: dat staat centraal in de theologische stromingen waarin Kees zich bevindt. De preek is daartoe het ge-eigende middel, en neemt in de werkwijze van Kees daarom een plek in van bijzonder belang. Voor de protestantse eredienst is de preek überhaupt gewichtiger dan voor bijvoorbeeld de katholieke Antwerpenaren. Niet alleen om deze redenen, maar ook door de trekken van zijn karakter is er naast een merkbaar enthousiasme om het Woord uit te leggen daarom ook een zekere schroom. Wanneer Kees, na in 1972 verhuisd te zijn, later nog eens naar Antwerpen terugkeert om te preken, kunnen hij en Annet op de gastvrijheid van Jan en Denise rekenen. Denise weet nog hoe Kees zich dan na de dienst, voor het middageten, terugtrok in de badkamer om zich op te frissen: het zweet van de zenuwen was hem in de preekstoel uitgebroken. Hij zag er nooit tegenop om te preken, maar een zekere spanning was niet van de lucht.
Tekstexegese beperkt zich echter niet tot de preekstoel, zoals een anekdote van Denise laat zien. Jan en Denise zijn ditmaal te gast bij Kees en Annet, te Ferwerd aan de zeedijk, waar Kees en Annet in 1970 een boerderij kochten. Na het eten worden er zoals gebruikelijk een aantal verzen gelezen uit de Bijbel. De kinderen willen van tafel, merkt Denise. Ze stelt daarom voor het kort te houden: “Niet te lang, hè, Kees”. Dat is buiten de dominee om gerekend, die de gelezen tekst naderhand uitgebreid van tekst en commentaar voorziet.
Meestal had Kees moeite met de vroege ochtenddiensten, zoals ook een eerdere anekdote in Winsum illustreert.[4] Denise deelt echter ook een verhaal dat het tegendeel bewijst. Op het huwelijk van zijn zoon Gert Jan is Kees een half uur te vroeg aanwezig. Verwonderd beklaagt hij zich over de dan uiteraard nog afwezige ouderlingen. “Jan, luid maar de klokken. Jij bent nu ook ouderling”, “doe ook de collecte maar”, zo instrueert hij de al wel aanwezige Jan van Dam.
Kees geniet volgens Denise van het openhartige en meer vrije bestaan van een dominee in Antwerpen. Zij herinnert zich de pastorie in Oude Wetering, waar haar schoonzus Riet op de vier kinderen van het gezin Verhoog paste, als een “glazen huis”. In het kleine dorp werd ieder doen en laten van de dominee met interesse gadegeslagen. Antwerpen was groter, en bovendien vormden de Gereformeerden in die stad een kleine minderheid. De dominee was minder gezien, en dus vrijer om zich te bewegen van spreekbezoek naar spreekbezoek of het leven van alledag.
De bezige Scheldestad en de Belgische omgangsnormen passen goed bij Kees, op één punt na. Belgen zijn bepaald geen geheelonthouders, en ook Denise is van huis uit gewend aan een glas wijn bij het eten, zo vertelt ze. “Maar ik heb nergens mensen zoveel zien drinken als in Nederland”: vooral de Hollandse voorliefde voor jenever die Kees, en haar man Jan, ook in den vreemde aan de dag leggen, kan ze zich maar moeilijk indenken.
Over de pastorale bezoeken van Kees heeft Denise Meunier nog een wat persoonlijke herinnering, die kenmerkend is voor de vrijmoedigheid van Kees en de genegenheid die bestaat tussen Denise, Jan en hemzelf. De pastorale bezoeken voerden hem door heel Antwerpen, en dus ook naar het aangrenzende Wilrijk, waar Jan en Denise dan woonden.[5] Overgaand van gesprek op gesprek kondigt Kees kort tevoren een flitsbezoek aan bij Denise, nu hij toch in de buurt is: “Denies, zet de deur naar het WC vast open”, citeert Denise. Niets menselijks is ook dominees vreemd.
Na Antwerpen
Nadat er in 1972 een einde komt aan de periode Antwerpen, blijft het contact van Kees en Annet met Denise en Jan warm. Jan en Denise blijven in Wilrijk wonen. Kees en Annet verhuizen naar Franeker, en daarna naar Ferwerd. Ze telefoneren en logeren bij elkaar: de band die aan de Wetering is gelegd, blijft in stand. Zo gaat Kees, samen met de plaatselijke pastoor, in 1987 voor bij het oecumenisch huwelijk van zoon Nils van Dam te Wilrijk. Ook dit huwelijk is teken aan de wand van de veranderen tijden waarin de vriendschap zich afspeelde.

De moeder van Denise Meunier was katholiek, haar vader Protestants (Vergadering van Gelovigen). Denise werd Protestants opgevoed, en bleef dat ook (dankzij haar Katholieke moeder mocht zij wel naar toneel en opera, wat vader in eerste instantie als “werelds” afwees). Zoon Nils trouwde echter weer met een katholieke vrouw, en hun huwelijk was dus oecumenisch. Kees zit op foto’s van de plechtigheid in een zwarte toga op het priesterkoor van de Piuskerk te Wilrijk, naast een in het wit geklede pastoor. Veertig jaar eerder had dat niet gekund, en ook twintig jaar later is het weer zeldzamer.
Met persoonlijke verhalen, tijdsbeelden en anekdotes brengt het gesprek met Denise Meunier zo kleur aan in de schets van het leven en werk van ds Verhoog, dat op deze website steeds meer gestalte krijgt.

[1] Levensbericht Periode Oude Wetering (1963 – 1967): “Dominee, blijf met ons in zee” https://www.dsverhoog.nl/dominee-blijf-met-ons-in-zee-oude-en-nieuwe-wetering-1963-1967/
[2] Goemaerelei 73, Antwerpen
[3] Het huis ligt aan de Ploegsebaan 14, Brasschaat. Brasschaat is sinds 1830 een zelfstandige gemeente iets ten noorden van Antwerpen. De lommerrijke omgeving is inmiddels bijna geheel verdwenen in de opstuwende buitenwijken van Antwerpen.
[4] Levensbericht Periode Winsum (1959 – 1963): “It koe minder, Dûmny”. https://www.dsverhoog.nl/it-koe-minder-dumny-winsum-friesland-1959-1963/
[5] Wilrijk wordt in 1983 een district van de gemeente Antwerpen. Voor die tijd waas het een zelfstandig dorp, dat gaandeweg door de Antwerpse agglomeratie is opgenomen.